Ruim op tijd komen we aan op het parkeerterrein aan de
Nieuwendijk. Aan de overkant van het Vuile Gat ligt Tiengemeten, onze
bestemming. We stappen uit en strekken onze benen en verbazen ons over de
stilte. Geen geluid van motor en airco, slechts het ruisen van de straffe wind,
het murmelen van het water en tsjirpende insecten. Zeemeeuwen zeilen zijwaarts
door de lucht. Libellen dansen stilletjes over de rietpluimen. Een zwerm
spreeuwen dwarrelt boven het Haringvliet, valt uiteen en sluit weer aan. Een
stijgend stipje hoog boven ons en een wegstervend lied. Een leeuwerik? Een man
met lieslaarzen werpt zijn hengel uit in het kabbelende water van het haventje.
Het mijmeren begint. Mijn gedachten golven over de grenzen van de tijd naar een
ver verleden. Vakantie op de eilanden. De vroege ochtenden waarop ik samen met
mijn vader viste. Of beter, hij viste en ik gooide mijn hengel uit, uren turend
naar de dobber die maar niet onderging. Af en toe gooide ik een bolletje lokaas
in het water rond de dobber en genoot dan van de school vissen die daarop
afkwam. Weemoed.
Een klas schoolkinderen stapt uitgelaten uit een afgeladen
bus. Op het terras drinken we onze koffie. Vier mannen uit het Groene Hart. Luc
vertelt over zijn beeldende ingreep in een bestaand 19e eeuws
gebouw, de Karantijn, op de oostpunt van het eiland. Hij is erg benieuwd wat
wij er van vinden.
Een paar minuten voor één uur komt Mark aangereden. Net op tijd
rijdt hij zijn Green Wheels op het pontje dat op het punt staat uit te varen.
Met een gulle lach stapt hij op ons af. Hij is blij ons te zien en net als Luc
erg nieuwsgierig wat wij van de Karantijn vinden. Hij wil graag met ons van
gedachten wisselen over een passende manier om de bezoekers over deze
historische plek te informeren.
Enthousiast vertelt Mark over Tiengemeten. Over de bever. Over de Theunisbloem.
De zeearend en al die andere tienduizenden vreemde vogels die hier
neerstrijken. De vele verrrekijkers om de nekken van onze medepassagiers
getuigen van het unieke karakter van dit gebied.
De overtocht duurt maar een paar minuten maar in die korte tijd
neemt Mark ons mee naar het ontstaan van het eiland en vertelt over
droogvallende slijkplaten die uitgroeiden tot zo’n tien ‘gemeten’, zeg maar 5
hectaren grond. Over de inpoldering vanaf de achttiende eeuw totdat het zijn
huidige omvang kreeg, een eiland van ongeveer zeven kilometer lang en twee
kilometer breed. In de twintigste eeuw waren er plannen om het bij Rotterdam te
trekken, een vliegveld aan te leggen, een kerncentrale te bouwen en vervuild
slib te storten. Het werd uiteindelijk nieuwe natuur. Daarvoor moesten de
boeren, die hier eeuwenlang graan, aardappels en bieten verbouwden, van het
eiland af, vond Natuurmonumenten. De laatste boer vertrok in 2007 en maakte
plaats voor een weergaloze natuur. En voor een toenemende stroom bezoekers. Hoe
lossen we het parkeerprobleem op dat daarmee ontstaat?
We meren aan in het kleine haventje van Tiengemeten. Op de kade
staat Hugo, een heerlijke Hagenees die Luc en mij de vorige keer ‘gered’ heeft
door ons op een onmogelijke tijd naar de Karantijn en weer terug naar de haven
te rijden. Dit keer proppen we ons met zijn vijven in de Citroen C1 en rijden
westwaarts over een slingerende dijk langs prairieachtige weides waar een paar
Hooglanders grazen. Een folly in de verte.
Zo’n tweehonderd meter van
de Karantijn stopt Mark en stelt voor dit laatste stuk er naar toe te lopen. In
stilte lopen we door kniehoog gras en langs rijen bloeiende vlier in de
richting van Luc’s her-schepping. Is dit décor? Echt of bordpapier? Een
rekwisiet? Wat is de functie? Het is kapot, verwaarloosd. Nee, toch niet...
Gaan ze dit nog restaureren of conserveren? Als ik dichter bij kom blijkt het
echt te zijn. Het bouwsel is zo oud als het lijkt. Vervlogen huiselijkheid.
‘Unheimisch’.
Langs de betonnen vloer die van buiten door het huis loopt, groeit
al groen. In het midden liggen karkasjes
naast een nestje dat uit de nok van het dak gevallen is. Een kreupel
onvolgroeid kauwtje zit ernaast. We zijn aangedaan door de aanblik er van. Luc
pakt het kauwtje en vraagt wie het uit zijn lijden wil verlossen. Iedereen
kijkt weg en zwijgt. Het beeld versterkt
de weemoed die we allen ervaren op dat moment. Het huis en het kauwtje laten
ons niet onberoerd. De vergankelijkheid
verbeeld, letterlijk gelaagd...prachtig en beklemmend. Ik voel opluchting als
we de dijk oplopen. Ieder in zijn eigen
tempo. Dus dit is wat Luc al zag. Over de betonnen vloer die van buiten door
het huis loopt, stappen we op de dijk. Zeilbootjes. Een verdwaalde orchidee.
Bij de herberg eet ik witbrood met te harde kroketten terwijl het kreupele
kauwtje water drinkt uit de hand van Luc. Bij het verlaten van de Herberg zet
Luc het kauwtje in de struiken.
Voordat we de auto instappen luister ik nog even naar de straffe
wind die door het riet giert. Een grauwgans met wel 10 kleine kuikentjes
waggelt naar het water. “Goed opletten,
kindjes, “zei Moeder Gans in mijn verbeelding en wees de kindjes op een
prachtig futenballet een paar meter bij hen vandaan. De balts der baltsen. Een
fenomenale choreografie. “Kijk, dat is
nou Liefde,” sprak de Moeder. We stappen in en weten dat we weer terug
zullen komen. Wat een eiland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten