dinsdag 10 september 2013

Ode aan de Urbanisten



Een nieuwe dag brak aan. De hoge glazen gebouwen aan de rivier weerspiegelden elkaar terwijl de Zwaan zich baadde in een prachtig ochtendlicht. Het strand van het Grote Getijdenpark  was nog door geen mens bevuild. Langs de branding stonden de voetafdrukken van de meeuwen nog als dennennaalden zo scherp in het zand. Met veel wiekgeklap vlogen twee vogels op en verdwenen uit het zicht, als waren ze opgezogen door de wolkeloze hemel boven de Reinhaven. De oude man staarde hen een tijdlang zwijgend na en vroeg zich peinzend af of ze weer terug zouden keren.

Langzaam vulde het strand zich. Het stille krieken van de dag maakte plaats voor de geluiden van de dag. Twee jongens vulden hun emmers en bouwden ijverig aan een zandkasteel. En niet zo maar een zandkasteel, dit kasteel was anders. Niet hoekig en harde kantelen maar prachtige ronde vormen. De O’s en A’s waren niet van de lucht. Mensen verzamelden zich rond het tafereel maar de jongens waren zo vol overgave aan het werk dat ze hen niet schenen op te merken.

De oude man luisterde naar het briesje dat door de bomen ging, en staarde naar de hemel, waar de blauwe lucht plaats maakte voor donkere wolken die boven de haven samenpakten. Al snel vielen de eerste druppels en in korte tijd waren alleen de oude man en de twee jongens nog op het strand. Nog steeds waren de twee gedreven aan het werk maar zagen dat hun bouwwerk steeds meer inzakte ondanks hun verwoede pogingen om het af te maken. De oude man sloeg hen gade, licht weemoedig. Hij wist wat de jongens meemaakten. Ook hij had zandkastelen gebouwd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten