Een nieuwe
dag brak aan. De hoge glazen gebouwen aan de rivier weerspiegelden elkaar
terwijl de Zwaan zich baadde in een prachtig ochtendlicht. Het strand van het
Grote Getijdenpark was nog door geen
mens bevuild. Langs de branding stonden de voetafdrukken van de meeuwen nog als
dennennaalden zo scherp in het zand. Met veel wiekgeklap vlogen twee vogels op
en verdwenen uit het zicht, als waren ze opgezogen door de wolkeloze hemel
boven de Reinhaven. De oude man staarde hen een tijdlang zwijgend na en vroeg
zich peinzend af of ze weer terug zouden keren.
Langzaam
vulde het strand zich. Het stille krieken van de dag maakte plaats voor de
geluiden van de dag. Twee jongens vulden hun emmers en bouwden ijverig aan een
zandkasteel. En niet zo maar een zandkasteel, dit kasteel was anders. Niet
hoekig en harde kantelen maar prachtige ronde vormen. De O’s en A’s waren niet van
de lucht. Mensen verzamelden zich rond het tafereel maar de jongens waren zo
vol overgave aan het werk dat ze hen niet schenen op te merken.
De oude man
luisterde naar het briesje dat door de bomen ging, en staarde naar de hemel,
waar de blauwe lucht plaats maakte voor donkere wolken die boven de haven samenpakten.
Al snel vielen de eerste druppels en in korte tijd waren alleen de oude man en
de twee jongens nog op het strand. Nog steeds waren de twee gedreven aan het
werk maar zagen dat hun bouwwerk steeds meer inzakte ondanks hun verwoede
pogingen om het af te maken. De oude man sloeg hen gade, licht weemoedig. Hij
wist wat de jongens meemaakten. Ook hij had zandkastelen gebouwd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten